Een eigen natuurplek vinden, of vindt het mij…?
Blogserie over mijn Mini-Vision Quest (1)
Na een lange stiltetocht met zware bepakking op mijn rug, langs velden vol kamille, grasjes en distels, kwamen we aan bij het basiskamp met de groep. Met aandacht deelden we onze persoonlijke intenties met elkaar. De opdracht was om een plek te vinden in het landschap die even jouw thuis mag zijn voor de komende 24 uur. Voor iedereen is er precies de juiste plek. Mijn sleutels, telefoon, autopapieren, portemonnee leverde ik in bij de begeleiding van deze quest.
Met grote takken, versierd met bloemen en blaadjes, maakten we samen een poort. De poort diende als symbolische doorgang en overgang van de buitenwereld naar de binnenwereld.
Met lichte spanning en tintelingen van blijdschap stap ik door de poort. Ik spreek mijn naam en mijn intentie nogmaals uit. ‘Jazeker, ik ben bereid om weer veilig terug te keren!’, zeg ik vastberaden. En daar ligt het landschap voor me. Nu is het mijn tijd, mijn richting, mijn beslissing, mijn ruimte, mijn tempo. Alleen dit voelt al zo vrij.
Het waait hard, de lucht is grijs. Ik stap recht tegen de wind in, dwars door het natte, hoge gras en de distels op heuphoogte. Ik voel dat ik naar de rand wil gaan waar de wind als eerste het gebied in waait. Dat is mijn richting. Drie maal mijn zware rugzak af, onder prikkeldraad doorkruipend, bereik ik de andere kant. Ik kijk uit over een rustig water, dat uitmondt in een groot meer. Grote struiken en hoge bomen ruisen in de wind langs de waterkant. Vanaf een wat hoger gelegen pad kijk ik naar beneden en zie een zandstrandje langs het meer. Donkere, lange wortels van de bomen liggen bloot op het zand. Als strengen reiken ze naar het water.
Af en toe daal ik af tussen de bomen naar het water of ik daar mijn natuurplek vind. Kennelijk niet, want mijn voeten brengen me verder.
‘Hoe lang loop ik eigenlijk al? Heb ik mijn natuurplek misschien toch al gezien, maar nam ik er geen genoegen mee? Wil mijn hoofd me steeds verder het gebied in sturen, gewoon om het uiterste puntje van het gebied te willen zien? Ga ik nu zelf weer tot het uiterste? Of volg ik echt puur mijn gevoel?‘ Ik twijfel kort. En ondertussen blijf ik mijn voeten volgen, met de wind recht in mijn gezicht. Het vertrouwen groeit weer, ook al voelt mijn rugzak loodzwaar. Ik ervaar een soort sturing, een zachte duw, dus ik loop weer verder. ‘Zal ik mijn plek wel vinden voordat de avond invalt? Zullen de anderen hun plek al hebben gevonden?’, flitst het door mijn hoofd.
En dan zie ik een immens grote wilg met wel 6 stammen op de rand van een dijkje groeien. Alsof die grote wilg mij roept om te komen kijken. Ik word er naar toe getrokken. Er omheen zie ik zachtgroen, hoog gras. En een van de stammen van de oude wilg hangt omgebogen half over de grond, met een afgebroken zijtak steunend op de aarde. Richting het water staan nog wat kleinere wilgenboompjes, struikjes haast. En erachter ligt het zandstrandje aan het meer. Ik stop met lopen. Ik laat de plek en de fijne sfeer op me inwerken. Dit is de plek. Hier mag ik zijn nu.
Tevreden en dankbaar laat ik mijn zware rugzak van mijn schouders glijden. De rugzak leunt zachtjes tegen de dode, omgebogen boomstam. Ik pak mijn matje en ga zitten om de plek eens rustig te bekijken en te ervaren.
Ik ga aan de slag om prikkeltakken weg te leggen en zwerfvuil in mijn vuilniszakje te stoppen. Op het strandje verderop zie ik nog een grote boomstam liggen. Met al mijn kracht sleep ik de stam naar mijn plek. Die leg ik aan de andere kant van de wilg in het gras. Zo heb ik aan twee kanten een fijne omheining gemaakt voor mezelf. Dan vind ik vier stenen die ik als vier windstreken in een grote cirkel om het gebied leg wat ik als thuis mag gebruiken. Later vind ik zittend in het zachte zand hele kleine witte steentjes. Op iedere ‘windrichting-steen’ leg ik een paar kleine kiezeltjes neer. Het wordt steeds meer mijn thuis.
Het begint harder te regenen. Het waait nog steeds stevig. Tijd om mijn tarp op te zetten, zodat ik een droog en beschutte plek heb om de nacht in te gaan. Met wat gepruts en bijstellen van de scheerlijntjes, is het me gelukt. Vol trots zit ik onder de tarp te schuilen. Dan draait de wind een beetje. Het regent in bij mijn voeteneind. Ik snij wat jonge wilgentakken af. En met wat pionier-knopen maak ik een zijwandje tegen het inregenen. Mijn natuurplek is goed zo. Tevreden neem ik een slok water. Mijn aandacht gaat naar het landschap en de ruimte om mij heen. Een enorme groep ganzen vliegt over en landt op het water voor mij. Ik adem eens diep in en uit. Het voelt fijn, beschut en veilig. Nu hoef ik alleen nog maar te ‘zijn’.
Waarin herken jij je in dit blog? Wat wil je nog meer weten over dit onderwerp? Laat je reactie achter. vind ik leuk. Ik lees ze graag en met aandacht.
Verlang je ook naar een eigen plek in de natuur, maar dan dicht bij huis, waar je zo naar toe kunt lopen of fietsen?
Bekijk dan deze oefening die jou kan inspireren.
Dank je wel en warme groet, Rozemarijn.